Het landschap van de onderaardse mergelgroeven

door Jac Diederen

Door de eeuwenlange onderaardse winning van bouwsteen is er in de ondergrond ruimte ontstaan waarvan de vorm direkt bepaald werd door de ontginnings activiteiten van de steendelvers. Door het ontginnen van een voor de winning in aanmerking komende mergellaag is men vaak honderden meters, soms kilometers, in horizontale richting de berg ingedrongen. Uit praktisch oogpunt werd de grootst mogelijke hoeveelheid steen uit de beschikbare oppervlakte gewonnen. Dit werd bereikt door de ontginning niet alleen in voorwaartse maar ook in zijwaartse richting te doen geschieden. Niet de gehele mergellaag kon daarbij worden ontgonnen, gedeelten van de te ontginnen laag heeft men moeten laten staan om de daarboven gelegen mergel en grondlagen te kunnen dragen. Door deze wijze van ontginning en ook door de technische mogelijkheden daarbij zijn er gangen met een rechthoekige doorsnede ontstaan, welke elkaar overwegend in haakse richting kruisen. De oppervlakten van de onderaardse bouwsteengroeven bedragen vaak meerdere hectaren en er zijn gangenstelsels, zoals de Sibbergroeve en de Sint-Pietersberggroeven, die duizenden gangen bevatten en zich over een oppervlakte van meerdere tientallen hectaren uitstrekken.

Het aanzien van de onderaardse gangen is sterk gevormd door de technieken die bij de ontginning van de bouwsteen toegepast zijn. Doordat het gangenstelsel in driedimensionale vorm waarneembaar is en de gangen zich over bijna Uber dimensionale afstanden uitstrekken, kan men spreken van een ondergronds landschap. Een landschap dat door zijn eerlijke ontstaanswijze, esthetisch gezien, weinig weerstanden oproept. Dit vaak in tegenstelling tot de architectuur, vormgeving of kunst. Daar is immers de vorm van een gebouw of gebruiksvoorwerp niet alleen afhankelijk van de functie die het moet vervullen maar wordt het aanzien daarvan ook bepaald door het meer of minder gelukkige gevoel voor schoonheid van de ontwerpers.

Bij het ontstaan van de groeven lag dat anders. Blokbrekers hanteerden geen normen van esthetica, zij hadden slechts de zorg dat zij met de technisch beschikbare mogelijkheden op de voordeligste manier hun stenen konden winnen. Verder konden zij weinig aandacht besteden aan het aanzicht van de gangen die door hun activiteiten ontstaan zijn. Op plaatsen waar wij bijvoorbeeld versteld staan van in onze ogen prachtige en afwisselende uitgezaagde gangstructuren, hadden zij eerder te kampen met problemen van geologische of juridische aard. Wijzigingen in het gangenpatroon dienden alleen de veiligheid of het praktisch nut en deze wijzigingen, die overigens getuigen van tegenslag en doorzettingsvermogen van de steendelvers tijdens de uitoefening van hun ambacht, passen volmaakt in het monotone ritme van de onderaardse gangen met hun duizenden zaagvlakken.

Op deze wijze is er onbewust een cultuurprodukt ontstaan met een merkwaardig, praktisch volmaakt esthetisch evenwicht dat ongewild beantwoordt aan dezelfde wetmatigheden als die er in de natuur bestaan. Ook in de natuur wordt de vorm en de maatverhouding van organismen en andere structuren alleen bepaald door hun functie, mogelijkheden en beperkingen.

bergvaart in de Sibbergroeve met sporen van transport 


Het elementaire landschap in de groeven wordt verder aangekleed door sporen van activiteiten welke indirect met de ontginning te maken hebben. Vooral in de bochtige gangen getuigen nog de horizontale uitslijpingen in de wanden hoe de mergelblokken met paard en kar diep uit de groeve gehaald werden en de aan weerszijden uit stekende assen van de karren dynamische sleuven slepen in het statische patroon van de zaagvlakken. Vooral waar veel vervoer plaatshad verhardden de wegen en zijn zodanig als hoofdtransportweg of ’vaart’ herkenbaar. Deze vaarten met hun diepe karresporen, zoals in de Sibbergroeve, voeren tot meer dan ‘n kilometer diep de groeve in en splitsen zich onderweg meermaals in verschillende richtingen en vervolgen dan afzonderlijk hun lange weg verder naar de diverse afgelegen gedeelten en eindigen uiteindelijk bij de reeds lang verlaten oude werkfronten, ‘de werken’ waar de steenhouwers bij het vlammetje van een klein oliepitje hun lange en moeizame werkdag volmaakten. Er hangt een bijna onmerkbare geur van aarde, ergens in een muur is een nis waarin een Maria of Barbara beeldje gestaan heeft en iets verder lezen we nog een door grauw patina vervaagde naam van een vergeten steendelver die met haast fluisterende teksten in dun krijt op de mergel nu nog lijkt te vertellen over hoe onwerkbaar de steen hier is. De overgebleven afvalstukken mergel liggen daar voor altijd zorgzaam langs de wanden opgestapeld en dat alles is stilaan bedekt met het stof van eeuwen.


Vooral als het landschap van de onderaardse mergelgroeven ongeschonden is en zich in zijn oorspronkelijkheid bevindt kan het door het esthetisch evenwicht door praktisch elke cultuurvertegenwoordiging als aangenaam ervaren worden. Deze genoeglijke beleving van het groevelandschap heeft in het verleden er toe geleid dat sommige groeven opengesteld werden voor bezoek. Uit de aanvankelijk sporadische rondleidingen is inmiddels een hele toeristenindustrie ontstaan.
Om de gidsen die de tochten door de groeven leiden, meer entertainment te laten bieden, is men ertoe overgegaan in de groeve talrijke afbeeldingen aan te brengen in de vorm van houtskool tekeningen en beeldhouwwerken, die vaak gedeelten uit de geschiedenis van de streek of kopieën van schilderijen van oude meesters verbeelden. Het bezichtigen van deze afbeeldingen werd hoofddoel, waarbij het landschap automatisch, al dan niet mee-beleefd werd.

Mede door de eigenschappen van de mergel is men er steeds meer toe overgegaan het oorspronkelijke landschap van de groeven naar eigen inzichten te veranderen. Leerlingen van kunstacademies werden in de gelegenheid gesteld technische ervaring op te doen door vreemde beeldhouw oefeningen op het historisch oorspronkelijke reliëf van de mergelwanden te houden en vooral tegenwoordig worden in gestaag tempo de vaak eeuwenoude mergelwanden glad geschaafd om er reusachtige herinneringsplaquettes van sportlieden of portrettengalerijen van jubilarissen en feestende carnavalisten etc. op de 16e en 17e eeuwse muren aan te brengen. Sommigen willen het landschap op deze wijze praktisch en visueel aan hun eigen behoeften aanpassen, welke voortvloeien uit hun eigen sociale en culturele achtergronden. Daar de actualiteit van de gebeurtenissen die tot dit soort activiteiten leiden in de regel vrij kort is en ook door het claimen van ’tradities’ waarbij er altijd meer nieuwe aanleidingen aangedragen worden, vindt dit soort toevoegingen dan ook steeds vaker plaats en is dit er de oorzaak van dat grote delen van het onderaardse landschap na eeuwen zijn eigenheid bewaard te hebben binnen zeer korte tijd ten gevolge van tijdelijke behoeften behoorlijk veranderd wordt.

De historie van de mergelgroeven dateert uit een tijd dat men eeuwen geleden begonnen is op grote schaal met mergel te bouwen. Alleen hebben de gebouwen, die van deze mergel gemaakt zijn, niet zelden de status en bescherming van monument gekregen, terwijl de onderaardse steengroeven deze erkenning op grond van hun elementaire aanzien niet of nauwelijks kennen. Waar mogelijk zouden de groeven, vooral op grond van hun verborgen schat aan oorspronkelijke gegevens en ook door hun esthetisch-landschappelijke waarden, zeer zeker de status van cultuurmonument waard zijn.

Advertentie