Hier is de Oude Vaert

door Jac Diederen

Ergens loopt een dalende lage duistere gang in zuidelijke richting vast op een instorting. Er staat op de met een grijs patina bedekte muur ingekerft: “hijer is de oude vaert 1794 den 21 juli“. Het is een oude verbindingsweg en het is deze Oude Vaert die daar met onbekende bestemming in het niets verdwijnt en met raadselen omgeven is.

De ontginning van de Sibbergroeve heeft zich vanaf de oorspronkelijke vroegste ingang naast de Apoloniastraat, ‘ingang Berlo’ of de ‘Boerderij ingang’ in westelijke richting voortgezet tot op een aantal tientallen meters van de huidige hoofdingang aan de Lokerstraat. Dit tot vlak voor het gebied dat pas later via een omweg van de andere kant zou worden ontgonnen. In de bottleneck tussen dit gedeelte en de enige tijd later ontstane gangen van de kapel uit de Franse tijd, komen de graafrichtingen elkaar tegen. Echter het gedeelte waar de kapel ligt is iets later ontgonnen, en wel vanaf de kant waar nu de tegenwoordige hoofdingang ligt. In ieder geval toen de ontginning, waarschijnlijk om geologisch ongunstige redenen, bij de bottleneck gestaakt werd, zal het gedeelte van de kapel nog niet bestaan hebben.

Hier en daar laat een enkele datum van rond 1770 zien dat het gebied tot aan de bottleneck in ieder geval toen al in productie was. Bij een kleine tekening van een draak en IHS 1773 vermeld Peter Gielis van Aubel dat hij “dit geSchreven heeft in den jaeren anno 1773”. Later schrijft Hilger Starmans in een van de zijgangen nog iets over blocken (transport?) “in het jaer ons heere 1786 den 4 mij met den voorm..(?) naar oudt Valkenborgh”. Vlak er bij schrijft hij: ”Den 10 october heb ik wederom her begennen te wercken den soomer is vorbij den winter is ophanden.”

breuken en aarpijpen

Zoals zo vele malen in de ontginningsgeschiedenis van de Sibbergroeve lijken de exploitatie mogelijkheden ook hier ten einde te lopen door dat de blokbrekers geconfronteerd werden met schier onoverwinnelijke en nu ook voor het eerst met wel erg heftige barrières als breuken, verschuivingen met een verzet van ca twee meter en ook aardpijpconcentraties in de mergel. Deze storingen zijn ontstaan door tektonische rek-spanningen van tientallen miljoenen jaren geleden als gevolg van het ontstaan van de Rijn en de Roerdalslenk. Ook is er in het mergelpakket van de Sibbergroeve tussen de verticale breuken in als het ware een soort slenk ontstaan, die loopt van het zuid-oosten naar het noord-westen. Bij ‘de oude vaart’ moesten de blokbrekers, wilden zij van goede mergel verzekerd blijven, door zo’n breuk heen breken en ongeveer anderhalve meter dalen om achter de storing de Sibberlaag weer te bereiken, iets wat alleen maar lukte door een tientallen meters lange smalle verkenningsgang te maken. Maar niet iedereen wilde die moeite opbrengen. Iets verderop bij de breuk hield een blokbreker het voor gezien en veelbetekenend was zijn laconieke uitspraak op het uiterste punt van een smalle grillige zijtak: ”Adjue het werck tot op een ander Mael”.

De oude vaart verdwijnt in een instorting

De oude vaart

Ergens in dit gedeelte achter wat gedeponeerd mergelpuin, loopt een dalende lage duistere gang in zuidelijke richting vast op een instorting. Uitslijpingen in de wanden geven aan dat dit een oude transportweg is. Een van de wanden bestaat voor een deel uit op elkaar gestapelde mergelblokken die een aardstorting moeten tegenhouden. Op een paar plaatsen staat op de door forse breuklijnen gehavende en met een grijs patina bedekte muur ingekerft: “hijer is de oude vaert 1794 den 21 juli”. Even lijkt de graafrichting halverwege de oude vaart van de tegengestelde kant te komen, maar bij nadere beschouwing blijkt al snel dat de gang eerst in het midden smal door de breukzone heen gebroken en daarna aan beide zijden ‘terug op’ gewerkt is zodat de doorgang verbreed werd. Via ‘de oude vaert’ werd weer een heel nieuw ontginningsveld ontsloten van waar uit het gebied van het ‘Getske’ en uiteindelijk meer naar het westen, het gebied bij de huidige ingang en de kapel, kon worden ontgonnen.

heijer is de oude vaert, 1794 D: 21 juli


Instorting achter de Oude Vaert

Echter, de blokbrekers kregen daar ook te maken met een flinke tegenslag. Door een 1 ha. grote instorting die ergens voor of rond 1800 moet hebben plaats gevonden, raakte de doorgang via ‘de oude vaart’ naar het nieuw ontstane gebied versperd en de achterliggende gangen daardoor ook geisoleerd. Mogelijk is deze instorting dan ook de reden geweest voor de aanleg van de huidige nieuwe ingang aan de Lokerstraat. De huidige oostelijker gelegen verbinding via het ‘Getske’ met het achterliggende groeve gedeelte bestond uit een smalle verkenningsgang en is pas veel later verbreed door kalk exploitant America.

globale graafrichting naar de oude vaert en de huidige ingang van de Sibbergroeve

Komende vanuit de instorting aan de andere kant, gaat de ontginningsrichting verder westwaarts, in de richting van de huidige hoofdingang en van de latere hoofdweg die nu naar het grote centrale deel van de groeve voert. Teksten en datums zijn schaarser of verdwenen in het ingangsgebied en als ze er staan hebben ze niet zo gauw betrekking op de mergelwinning in deze omgeving. Het koppelen van een periode aan de ontginning is daarom iets moeilijker vanwege de onduidelijke informatie die er beschikbaar is en er daardoor alleen een grove indicatie mogelijk is. Ergens op een pilaar staat een tekening van een gebouw en een figuur met het jaartal 1791 en er naast een vervaagde tekst: ”heer is gelegert.…” Er tegenover staat op enkele plaatsen de naam van Johannes Wilhelmus Kalen met soms raadselachtige en half leesbare teksten: ”Joannes Liberte Egatte, Willem gij moet de vogel uyt het werck jaegen dat sij u niet met de oogen en maet w..g en vlagen. Wilhelmus c… anno 1797”.

Richting kapel

Bijna bij de huidige ingang buigt de graafrichting weer terug naar oostelijke richting, naar de kapel, om op het einde daarvan via de eerder genoemde bottleneck weer aan te sluiten op de reeds bestaande gang welke vanuit oostelijke richting tot vlak bij de kapel was ontgonnen. Oudere teksten en jaartallen dan van midden 19e eeuw zijn er in de kapel nauwelijks meer. Op de pilaar achter het altaar staat: “anno 1801 den 28 january joes claessens”.

jaartal 1813 in het tongewelf van de hoofdingang van de Sibbergroeve


Huidige ingang

De ontginningsrichting loopt daar ook achter gestapelde muren van binnen uit tot onderaan de helling van de huidige hoofdingang aan de Lokerstraat, die minstens van vlak voor, of vlak na het begin van de 19e eeuw zal dateren. Op de met groene algen bedekte mergelblokken van het tongewelf dat de verbinding vormt met de buitenwereld staat nog ingekerfd het jaartal 1813 en verder is er nog te onderscheiden de inscriptie: “T:HAESEN 1824 DEN 16 MIJ”.

Wat destijds, zo rond 1800, na de instorting bij de oude vaart, de aanleg van de nieuwe ingang betekend heeft voor de Sibbenaren, daarvan kunnen we ons nauwelijks een voorstelling maken. Het moet toch een uitzonderlijk project geweest zijn waarbij de mergelwerkers natuurlijk eerst moesten uitzoeken waar ze ondergronds zaten ten opzichte van de Lokerstraat en de Bergstraat en hoe diep onder de oppervlakte. Achter de gestapelde muren, onder aan de grote ingangsvaart is na enig kruipwerk nog goed te zien hoe ze ooit eerst via een verticale vierkante schacht van bovenaf de groeve opgezocht hebben en het gelukt is een voorlopige verbinding te maken met de onderliggende gangen. En dan de aanleg van de ingang zelf. Wat zal er gegraven zijn vanaf de Bergstraat tot aan de groeve en moeite gekost hebben om het sterk dalende traject voor het tientallen meters lange tongewelf te kunnen realiseren. Een tongewelf dat volledig uit mergelblokken is opgebouwd zonder ook maar het geringste gebruik van specie.

De ‘nieuwe ingang’ van de Sibbergroeve, toch al meer dan tweehonderd jaar oud

Al meer dan tweehonderd jaar maakt alle verkeer dat voor werkzaamheden de groeve in en uit moet gebruik van deze toegang. Door de nieuwe ingang konden ook weer nieuwe mergelwingebieden ontsloten worden en ontstonden de kruisvaart, het Asweg gebied, halverwege de 19 eeuw het middengedeelte met de Grijze vaart en de Ruip en nog later voorbij het ‘Beckersbergske’ het grote ‘nieuwe deel’. Maar ook hier hadden de blokbrekers vaak tegenslag. Waren ze eerder bij de oude vaart door de storing omlaag gegaan, aan de overkant van de slenk, honderden meters verder en tientallen jaren later, moesten ze weer stijgen bij de ontginning en ook weer proefgangen door de storingen aanleggen om de goede mergellaag opnieuw terug te vinden.

Maar voorheen, voor de aanleg van de nieuwe ingang en voor de latere uitbrijding van de groeve, was het gedeelte, wat nu het tegenwoordige ingangs gebied is, enige tijd lang het diepste deel van de Sibbergroeve.

Advertentie