Sibber blokbrekersgereedschap uit de periode 1890 – 1950

 

Inleiding

Het winnen (brèèke) en in mindere mate het afwerken van kalksteen (mergel) uit een ondergrondse kalksteengroeve is het vakgebied van de blokbreker. Voor de komst van machines en harde staalsoorten en met name het gebruik van carborundum en diamanten, werden eenvoudige door de lokale smid op maat vervaardigde werktuigen gebruikt. Het blokbrekersgereedschap heeft mede door de zachtheid van kalksteen sterke verwantschap met die van de timmerlieden. Naast de steenzagen en beitels gebuikt de blokbreker tal van andere gereedschappen zoals het schietlood, rollers, schaven, passers, meetlat en winkelhaak. Deze gereedschappen bestaan in hoofdzaak uit ijzer. Voor de schaven, rollers, stelen, meetlat en voor hechten van beitels is hout gebruikt. Het hout voor de schaven bestaat meestal uit beuken, de hechten uit essen, de stelen uit hazelnoot of essen en de rollers uit grenen.

Controle & uitzetten

Voor het controleren en uitzetten van een rechte verticale lijn gebruikt de blokbreker een schietlood fig. 1, afb. 1. In veel vakgebieden is dit een voorwerp uit ijzer of messing met of zonder punt aan de onderkant, opgehangen aan een koord. In de Sibbergroeve echter vervult een ca. 1,50 à 1,80 m lange dunne ketting de taak van het koord. Soms is bij het schietlood een plat stukje ijzer met een lengte van ca. 20 cm aanwezig. Het stukje ijzer heeft een kleine inkeping en fungeert als ophangpunt voor de ketting. Bij gebruik wordt het stukje in de bovenste horizontale sleuf (bovenhuij), tegen de in het plafond zittende tauwlaag (zjwiél) gestoken. In veel gevallen houdt de blokbreker het schietlood gewoon vast met de hand. Een stukje kolen-leisteen (lietsch) fungeert als schrijfgerei. Voor het uitzetten of controleren van een rechte hoek gebruikt de blokbreker een winkelhaak afb. 1. Deze bestaat uit ijzer en heeft twee rechte stukken met ongelijke lengten die onder een hoek van 90° met elkaar verbonden zijn. Het langste stuk heeft een lengte gelijk aan de breedte van een maatblok (ca. 53 cm). Een houten of ijzeren lat met hierin gegraveerd de maateenheden in duimen (doemé) [1] dient als meetgerei. De lengte van zo’n lat varieert sterk.

schietlood
fig. 1. Schietlood met ketting en stukje plat ijzer met inkeping voor bevestiging ketting.

Bij het afmeten en uitzetten van kleine afstanden worden passers of een zweihaak gebruikt fig. 2, afb. 1. Ze worden voornamelijk in de werkplaats gebruikt, bij het maken van onder andere ornamenten. De passers kunnen in een drietal typen onderscheiden worden. De steekpasser, traceerpasser en de krompasser. De traceerpasser heeft halverwege een boogje met een maatverdeling en wordt voornamelijk gebruikt om traceringen op de kalksteen te plaatsen. De traceerpasser en steekpasser hebben soms een houder voor een potlood of ander schrijfgerei. De krompasser doet dienst bij het meten buiten het platte vlak, denk bijvoorbeeld aan een cilindervorm. De meeste passers zijn gemaakt uit ijzer, soms zijn de steekpasser en traceerpasser van hout. De maten van passers variëren van 10 cm tot meer dan 40 cm.

fig. 2. Van links naar rechts, krompasser, traceerpasser en steekpasser.

In de Sibbergroeve staat op een wand nabij no. A52 een tekening van een Loodrei fig. 3. Het is een (vermoedelijk houten) driehoek met een lange basis en rechtopstaand gedeelte. Haaks op de lange basis hangt normaliter een klein schietlood. Het schietlood is in onderstaande tekening niet weergegeven. De functie van de loodrei is om te controleren of een vlak horizontaal is. De loodrei wordt alleen in de bouw gebruikt.

Loodrei, opschrift Sibbergroeve
fig. 3. Loodrei, een copy naar tekening groevewand Sibbergroeve nabij nr. A52

Kalksteenwinning

De schietbeitel (stoatbeitel, bergbeitel) wordt gebruikt om smalle ca. 1 meter diepe sleuven, zowel verticaal (voar) als horizontaal (huij), in de groevewand te hakken fig. 4 en 5, afb. 3, 5, en 8. Samen met de steenzaag is de schietbeitel één van de belangrijkste stukken gereedschap die de blokbreker voor de winning van kalksteenblokken nodig heeft. Schietbeitels gebruikt in de Sibbergroeve hebben soms een blad dat dubbel geslepen is, zodanig dat het een dubbele vouw heeft [2]. Het blad heeft een primaire slijphoek van ca. 20 à 35 graden en bij aanwezigheid van een dubbele vouw een secundaire hoek van ca. 25 à 40 graden fig. 5. Beitels met een dubbele vouw worden voornamelijk gebruikt daar waar de kalksteen hard is. De hardheid van de kalksteen varieert in de Sibbergroeve. Zo is bijvoorbeeld de kalksteen in het Griesvaart gedeelte harder dan de kalksteen in het Witte Berg gedeelte. Het blad heeft een breedte van ca. 20 à 35 mm, waarvan de hoogte gelijk of groter is dan de breedte. Richting het hecht (handvat) wordt het blad meestal iets smaller zodat de beitel niet snel vastloopt. De lengte van de beitel inclusief hecht is maximaal 140 cm.

Uit onderzoek in de Sibbergroeve blijkt dat naar alle waarschijnlijkheid de schietbeitel ook gebruikt is als hefboom of breekijzer, voor het horizontaal losbreken van het eerste blok (Spiénsjtuk). Drukpunten, ter breedte van de beitel, in de sjaapsteek lijken dit te bevestigen.

fig. 4. Schietbeitel met (kort) verwisselbaar hecht. Een kleine opening (a) bovenkant blad vergemakkelijkt het verwijderen van het verwisselbaar hecht (b).
fig. 5. Dubbele vouw blad schietbeitel. Primaire slijphoek (p) ca. 20 à 35 graden. Secundaire slijphoek (s) ca 25 à 40 graden.

De schietbeitel heeft een vast hecht of een verwisselbaar hecht fig. 4 letter b, afb. 5. Het hecht vast aan de beitel bestaat uit ijzer of hout. Het verwisselbaar hecht (bergbuimke) bestaat altijd uit ijzer en is recht of licht gebogen. Voor het loskappen van een blok kalksteen is niet altijd voldoende werkruimte aanwezig. Onder andere het kappen van een sleuf aan de achterkant van een blok (achtervoaren) is een bijzonder krappe aangelegenheid. Verwisselbare hechten variëren hierdoor in lengten van 20 cm tot en met 75 cm. De stompe punt van het verwisselbaar hecht die aan één kant licht is afgevlakt, zorgt voor een stevige tijdelijke verbinding met de schietbeitel. Een kleine opening in bovenkant beitelblad vergemakkelijkt het wisselen fig. 4 letter a. Door slijtage van achterkant beitel en/of de stompe punt van het verwisselbaar hecht kan het hecht tijdens werkzaamheden loslaten. Een paar fikse stoten met beitel en hecht tegen de groevewand zorgen weer voor een goede verbinding. Soms is deze echter voor korte duur. Stille getuigen zijn de vele deukjes ter grootte van een euromunt in de groevewand.

De blokbreker gebruikt twee typen steenzagen. Een type heeft een smal zaagblad en de ander heeft een breed zaagblad. De steenzagen worden in combinatie met de schietbeitel gebruikt. Ook worden ze gebruikt voor op maat zagen van reeds gewonnen blokken. De steenzagen hebben grove driehoekige tanden van ca. 20 à 30 mm lang die niet wijd zijn gezet, zoals dat voor houtzagen wel vaker het geval is. De tanden staan niet op stoot (niet voorover) en hierdoor werkt de zaag in twee richtingen. De steenzaag gebruikt in de Sibbergroeve heeft 5 tanden of meer op 10 cm. In groeven waar de kalksteen zachter is in vergelijking met de sibbersteen, bevat de steenzaag soms minder dan 5 tanden op 10 cm. Maakt de blokbreker voor langere tijd geen gebruik van de zaag, bijvoorbeeld bij het einde van de werkdag, wordt deze om scheeftrekken te voorkomen, met de rug van het zaagblad onder een hoek van 30 à 45 graden tegen een wand gezet.

De steenzaag met het smal zaagblad (opzitzèèg) wordt voornamelijk gebruikt bij het maken van de horizontale en verticale sleuven in de groevewand fig. 6, afb. 4 en 6. Het is een zaag met een ijzeren blad naar het eind op een punt uitlopend en is voorzien van één handvat van hout of ijzer. Het ijzeren handvat is vaak verwisselbaar. Het zaagblad is ca. 3 mm dik, ca. 100 cm lang en over de gehele lengte, behalve naar het eind, maximaal 10 à 15 cm breed. Zeer smalle varianten bestaan ook en bijna altijd heeft de blokbreker hier ook een ter beschikking.

Steenzaag voormergel
fig. 6. Steenzagen met smal zaagblad. Lokaal aangeduid als opzetzagen. Meerdere varianten mogelijk.

De steenzaag met het breed zaagblad (blokzèèg) wordt gebruikt voor het maken van de verticale sleuven in de groevewand en voor het verkleinen van reeds gewonnen blokken fig. 7, afb. 4 en 8. Het is een steenzaag met een taps afnemend ijzeren blad, dat voorzien is van één handvat van hout of ijzer. Het ijzeren handvat is vaak verwisselbaar. Het zaagblad is ca. 3 mm dik, ca. 100 cm lang en aan het einde ca. 33 à 38 cm en bij het handvat ca. 14 à 17 cm breed. Het brede eind en hiermee ook bepalend de indrukwekkende vorm van het zaagblad, zorgt voor een evenwichtige balans. Niet in alle kalksteengroeven zijn dergelijke grote steenzagen nodig. Voor de op metselmaat gewonnen kalkstenen (seems) uit bijvoorbeeld de Cannerberg, gelegen in het Maasdal, zijn zagen met een maximale lengte van ca. 70 cm voldoende. In de Sibbergroeve, gelegen in het Geuldal [3] worden enkel groot formaat (gelijk aan of groter dan 54 x 54 x 82 cm) blokken gewonnen. Een steenzaag met een lengte van 1 meter is hierdoor in de Sibbergroeve een vereiste.

Steenzaag voor mergel
fig. 7. Steenzagen met breed zaagblad. Lokaal aangeduid als blokzagen. Meerdere varianten mogelijk. Boven is een blokzaag voor de Sibbergroeve, met een lengte van ca. 100 cm. Onder is een blokzaag voor de Cannerberg, met een lengte van ca. 70 cm.

De haler (krabber) is een licht stuk gereedschap en wordt gebruikt voor het verwijderen van zaagsel en stukjes kalksteen, die tijdens het hakken en zagen in de sleuven achterblijven fig. 8 nr. 1, afb. 3, 5 en 8. De haler bestaat uit ijzer en heeft een L vorm van ca. 10 bij 10 cm. De steel is van hout en heeft een lengte ca. 1,30 m. De haler lijkt op het rakelijzer die gebruikt wordt voor het verwijderen van de laatste stukjes verkoold hout (omere) bij de ouderwetste met hout gestookte bakoven. Hiermee is de haler met de bats waarschijnlijk een van de weinige stukken blokbrekersgereedschap die niet met het timmermansambacht verwant zijn.

De roller (wel) is multifunctioneel fig. 8 nr 2, afb. 8. De roller dient bv. als een tijdelijk opstapje bij het hakken en zagen, als steunpunt voor de koevoet, als wig ter voorkoming van terugvallen van het kantelend blok en als vervoermiddel van de gewonnen blokken (sloan van blök). Het is een houten cilinder van ca. 40 cm lang en met en diameter van ca. 20 cm. In de kopse kant is een ijzeren handgreep geslagen.

De koevoet of breekijzer (stieker) wordt gebruikt voor het losbreken en het verschuiven van blokken afb. 8. Het losbreken en verschuiven gebeurt meestal via een neerwaartse verticale beweging en kan in combinatie met de roller worden gebruikt. De roller, die als steunpunt fungeert, wordt hiervoor op de kopse kant niet ver van het te breken blok gezet. Het losbreken van het eerste blok (Spiénsjtuk) gebeurt in de Sibbergroeve echter vaak via een horizontale beweging. De blokbreker steekt de koevoet in een speciaal hiervoor gemaakte sjaapsteek en trekt deze vervolgens naar zich toe. De koevoet is een ca. 1,50 à 1,70 m lange ijzeren staaf met een diameter van ca. 30 mm, recht of met een lichte knik en aan de punt enigszins afgeplat.

De bats (schjup) is voor de blokbreker geen onbelangrijk stuk gereedschap
fig. 8 nr. 3, afb. 8. Het is een schop met een wat gebogen houten steel die nuttig is voor het verplaatsen van overtollig zaagsel en ander restmateriaal. Ook wordt de bats gebruikt voor het maken van een zandhoopje (bid) waarop het kantelend blok tijdens het winnningsproces zal vallen. De bats gebruikt in de periode 1890 – 1950 is meestal van het Duits type.

haler roller bats
fig. 8. Haler, lokaal aangeduid als krabber. Roller, vaak 2 stuks in gebruik, lokaal aangeduid als wel. Tenslotte de gewone bats, lokaal aangeduid als schop.

Afwerken van de kalksteen

kalksteen uit de Sibbergroeve is uitermate geschikt voor bewerking met de steenschaaf (roebel) fig. 9, afb. 4 en 6. De steenschaaf wordt gebruikt in de bouw of in de werkplaats en is bijna altijd door de blokbreker zelf gemaakt. In de bouw [4] wordt de schaaf gebruikt voor het bijschaven van voegen en muurdelen. Ook het iets taps maken van metselstenen (zwinken) [5] behoort tot de taak van de steenschaaf. In de werkplaats wordt de schaaf voornamelijk gebruikt voor het fijne werk en dan vaak in combinatie met de steekbeitel en guts. De schaaf bestaat uit een massief stuk hout waar in de zool strips van een zaagblad (metaalzaag) zijn geplaatst. De strips staan loodrecht op de richting van het te schaven stuk kalksteen, waarbij eenvoudige spijkertjes de strips stevig op hun plaats houden afb. 6. De zool van de schaaf is vlak, hol of bol. De schaaf kan massief zijn of bevat een opening als handgreep. Een uitstekende hoorn zoals bij de timmermansschaaf komt ook voor. De strips hebben verschillende standen ten opzicht van elkaar. Evenwijdig, haaks, schuin, visgraad etc. De lengte van de steenschaaf varieert sterk, van ca. 15 cm tot en met grotere exemplaren met een lengte van ca. 30 cm.

Steenschaaf voor mergel
fig. 9. Steenschaaf. Lokaal aangeduid als roebel. Meerdere varianten mogelijk.

De mergelbeitel (stoatiezer) is het meest in het oog springend van alle door de blokbreker gebruikte beitels fig. 10, afb. 4 en 6. De beitel wordt gebruikt voor het grof verkleinen van reeds gewonnen blokken, daar waar bijvoorbeeld een fijne zaagsnede of gladde afwerking niet noodzakelijk is. Het aan beide zijden geslepen blad heeft een rechthoekig tot vierkante vorm, maximaal ca. 20 breed, ca. 22 cm lang en aan de schouder ca. 8 mm dik. De totale lengte van de beitel is maximaal ca. 65 cm. Er zijn exemplaren bekend met een gewicht van meer dan 4 kg. Het onderste deel van het hecht bestaat uit ijzer en bovenste deel van hout.

De gewone steekbeitel en guts uit de gereedschapskist van de timmerman doen dienst voor het fijn werk fig. 10 en afb. 6. Deze beitels zijn er in talrijke lengten en breedten, maar ze zijn allen een stuk kleiner dan de mergelbeitel.

stootijzer steekbeitel
fig. 10. Links de mergelbeitel, lokaal aangeduid als stootijzer en rechts een gewone steekbeitel.

Hulpmiddelen

Kleding

Behalve een vilthoed van het fedora type (loesche hood) met een vrij brede rand, draagt de blokbreker in de Sibbergroeve geen speciale werkkleding
fig. 11. De brede rand van de hoed voorkomt het invallen van kalksteengruis tussen nek en kraag. De Sibbergroeve heeft namelijk een gemiddelde hoogte van niet meer dan 1,80 meter. Verder is de blokbreker niet dik gekleed. Bij een constante temperatuur van ca. 12 graden en een luchtvochtigheid van 98% transpireert men bij fysieke arbeid al snel.

fedora loeschen hood
fig. 11. Fedora hoed ter bescherming van kalksteengruis uit het plafond. Lokaal aangeduid als loesche hood

Verlichting

Voor verlichting in de Sibbergroeve gebruikt de blokbreker en de voerman een carbidlamp fig. 12 nr. a of het bekende olielampje (smoutlempke) fig. 12 nr. b en afb. 2. De olielampjes branden van oudsher op zowel dierlijke als plantaardige vetten. Met de opkomst van motorvoertuigen veranderde dit en is dit steeds vaker afgelaten motorolie geworden. Carbidlampen en olielampjes komen in alle vormen en maten voor. Meestal zijn ze gemaakt uit ijzer. Een lege erwtenblik, horizontaal gehouden met hierin een korte kaars wordt veel door familieleden gebruikt.

carbidlamp olielampje
fig. 12. Carbidlamp (a) en olielampje (b) lokaal aangeduid is als smoutlempke.

Hulpgereedschap voor zagen

Voor het opzij zetten en scherp houden van de tanden van de steenzaag wordt gebruik gemaakt van een zaagstoel (zèègstool). De zaagstoel bestaat uit een blok kalksteen, meestal een afgekeurde maatblok, waarin bovenkant blok over de gehele lengte een ca. 10 à 30 cm diepe zaagsnede is gemaakt. De steenzaag wordt met de rug van het zaagblad in de snede geplaatst. Mooi bewaard gebleven exemplaren zijn nog steeds te vinden in de Sibbergroeve.

De zaagzetter wordt gebruikt voor het opzij zetten van de tanden van de steenzaag en bestaat uit een blad van ca. 5 à 7 cm en een steel van minimaal 10 cm fig. 13 en afb. 3, 4 en 8. Het blad is ca. 7 mm dik. De vorm van het blad is rechthoekig, rond of ovaal en heeft 1 of meerdere sleuven van maximaal 5 mm breed. Meestal loopt de sleuf uit in een rond gat met een diameter van ca. 7 mm.

zaagzetter steenzaag mergel
fig. 13. Zaagzetter voor steenzaag

De blokbreker gebuikt een platte, niet te fijne vijl om de tanden van de steenzaag weer scherp te maken afb. 4. De tanden van een steenzaag voor kalksteen worden onder een hoek van 90 graden (loodrecht) ten opzicht van het zaagblad gevijld.

Hulpgereedschap voor beitels

De beitels worden geslepen op een door de hand voortbewogen ronde slijpsteen. Meestal is die van Bentheimer zandsteen. Het slijpen op een draaiende slijpsteen gebeurt thuis of in de werkplaats. Door overmatig slijpen (o.a. door de aanwezigheid van de harde touwlaag), wordt het blad van de schietbeitel al snel concaaf. Het beitelblad zal door de smid opnieuw uitgesmeed, gehard en ontlaten [2] moeten worden. Mede hierdoor is in Sibbe de blokbreker bij de smid een graag geziene gast. Voor het op scherpte houden van de beitelpunt tijdens het hakken in de groeve, heeft de blokbreker aan het werkfront een extra slijpsteen [6] ter beschikking afb. 9. Deze steen ligt los (zonder draaimechanisme) op de vloer, dicht bij het uit te hakken blok. De blokbreker beweegt hierbij het beitelblad een aantal maal heen en weer, op het zijvlak van de slijpsteen. Dit resulteert in de karakteristieke slijpsporen op het zijvlak van de steen.

Drank & voeding

Een gebruikte glazen wijnfles doet meestal dienst als waterfles, afgesloten met pluk gras of stro afb. 7. De fles heeft de bekende bordeaux vorm, doorzichtig of groen van kleur, iets tapsvormig en gemaakt via het draai mal principe. Verder te herkennen aan de concentrische ringen, diepe deuk in voet en afwezigheid van een naad. Tegen de middag komen familieleden de blokbrekers van spijs voorzien. Meestal is dit een stuk zelfgebakken roggebrood (koorebroad) met boter. Zit er een stukje spek tussen, dan is de blokbreker “den hemel te riek“. Gebracht wordt dit alles, mooi verpakt in krantenpapier.

1. Winkelhaak, steenzaag, schietlood met ketting en zweihaak.


2. Olielampje.


3. Krabber met houten steel, zaagzetter en schietbeitel.


4. Steenzagen met één handvat, los handvat voor steenzaag, schietbeitel, steenschaaf, mergelbeitel, zaagzetter en vijl.


5. Schietbeitel met verwisselbaar hecht plus los hecht, krabber en steenzaag (blokzaag) met één handvat.


6. Steenschaaf, steenzaag, mergelbeitel, steekbeitels en guts.


7. Wijnfles, bordeaux type.


8. Houten roller, bats, steenzaag, schietbeitel met verwisselbaar hecht, zaagzetter, koevoet en haler. 


9. Slijpstenen (maaskei en zandsteen) met karakteristieke slijpsporen op het zijvlak.

[1] Tot in het recente verleden werden de maten van de gewonnen kalksteenblokken nog benoemd in (Sint Lambertus?) duimen. Daaraan kwam pas een einde rond 1950 met de komst van moderne commerciële bedrijven. Uit onderzoek naar oude boekhoudingen in de Sibbergroeve blijkt, dat voor 1890 ook nog een andere maateenheid in gebruik is geweest. Deze eenheid is exact 4,5 maal groter dan de (Sint Lambertus?) duim en heeft dezelfde verhouding als de huidige yard tot de engelse inch.

[2] Een dubbele vouw geeft extra sterkte aan het beitelblad, zodat deze tijdens het hakken in harde kalksteen niet snel breekt. Naast het geven van extra sterkte aan het blad, vergemakkelijkt een dubbele vouw ook het tussentijds slijpen in de groeve. Schietbeitels bestemd voor zachtere kalksteen, hebben meestal een beitelblad met een hoek niet groter dan 20 graden. Een secundaire hoek en hiermee een dubbele vouw ontbreekt bij deze beitels in het geheel. In het algemeen is het beitelblad van een schietbeitel voor zachtere kalksteen ook minder taai. Zo weet de lokale smid uit ervaring, dat beitels bestemd voor gebruik in harde kalksteen (plaatselijk in de Sibbergroeve) tijdens het ontlaten een donkerdere kleur (hogere temperatuur) moeten krijgen dan die bestemd voor gebruik in zachtere kalksteen (bijvoorbeeld de Geulhemergroeve).

[3] In het Geuldal worden in de periode van 1890 en 1950 overwegend kalkstenen op groot formaat (gelijk aan of groter dan. 54 x 54 x 82 cm) gewonnen. Zelden tot niet in klein metselsteenformaat.

[4] Kalksteenmuren worden traditioneel via de binnenkant opgetrokken. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld muren uit baksteen, waarbij de metselaar aan de buitenkant van het te bouwen bouwwerk staat.

[5] Zwinken. Voor het verkrijgen van de karakteristieke dunne voeg worden metselstenen aan de bovenkant taps bijgeschaafd, waarbij de steen richting binnenkant gebouw iets dunner wordt. Hierdoor is aan de binnenkant van de muur meer plaats voor mortel.

[6] De extra slijpsteen gebruikt in de groeve is meestal een kapot stuk Bentheimer zandsteen. Heeft de blokbreker geen zandsteen ter beschikking, dient een eenvoudige platte maaskei als alternatief afb. 9. Een aardpijp in de groeve zelf of een pas geploegde grindrijke akker zijn de voornaamste vindplaatsen voor zulke keien. Grindrijke akkers (kiezelkup) bevinden zich in Sibbe en omstreken aan de bovenkant van een hellingbos, daar waar bovenste lösslaag door de eeuwen heen is weggespoeld.

Bronnen: Opmeting authentiek Sibber blokbrekersgereedschap, mondelinge mededelingen van blokbrekers en voermannen en onderzoek in de Sibbergroeve.

4 gedachtes over “Sibber blokbrekersgereedschap uit de periode 1890 – 1950

  1. Henri Ceha

    Prima . Nooit eerder heb ik zulk een uitvoerige en duidelijke uitleg van het blokbreken en de daarbij gebruikte gereedschappen gelezen of gehoord . Toch doe ik al heel lang mee. Volhouden !
    Groet , Henri Ceha (SOK)

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie